JUNGLE BELLS

Angeline Schoor, geboren en opgegroeid in Haarlem, woont met haar Schotse partner, vier ratten en twee harpen in een oud dijkhuisje op het platteland van de Hoeksche Waard. Op deze idyllische plek heeft zij een praktijk als coach en trainer. Omdat zij in hart en nieren muzikant is, speelt de muziek in haar praktijk een centrale rol. Zo nu en dan staat zij met haar harp op het podium. Tussen de familiebezoeken naar haar tweede thuisland Schotland bereizen zij en Roy zo veel mogelijk nieuwe bestemmingen.
.
.
1 januari 2019
KRABI, TARA RIVER HOTEL EN RAILAY
Roy maakt me wakker vlak voordat het nieuwe jaar begint en helpt me overeind. Voetje voor voetje schuifelen we naar het balkon op de gang om naar het vuurwerk te kijken. In totaal zien we zes vuurpijlen de lucht in gaan. Beneden in de straat speelt een band. Om half een wordt alles stil. De Thai zijn kennelijk ook niet van die feestvierders. Waarschijnlijk moeten ze morgen allemaal vroeg op, net als wij. Gelukkig Nieuwjaar.
Als ik wakker word, is mijn rug een stuk beter. Ik ben stijf en traag, maar ik kan in ieder geval weer lopen en zelfs mijn sandalen vastmaken, zij het heel langzaam. Wat een opluchting. Snel reorganiseren we de kamer, want voor vannacht verkassen we naar een kamer met uitzicht op de Tara. We kunnen er al in dus het is een kwestie van spullen verplaatsen.
Voor ons voor vandaag geplande uitstapje naar Railay worden we om half tien opgehaald, dus we hebben nog tijd voor een ontbijt. Dit hotel doet daarin, dus dat scheelt ons een tochtje naar het centrum van Krabi. Om half tien is er nog geen busje. De hotelmevrouw die onze transfer heeft geboekt, wordt een beetje nerveus en slaat aan het bellen. ‘Ja, nog vijf minuten’, roept ze opgelucht als ze uitgetelefoneerd is. Ze gaat al vast op de uitkijk staan. Om tien voor tien komt er wat aangerammeld. Dit gaat krap worden, want onze veerboot vertrekt om tien uur. We weten niet hoe ver het rijden is. We stappen zo vlot in als mijn stijve rug het toelaat. Ik zit net lekker als het busje stopt. Ongeveer tweehonderd meter verder. Dat meen je niet. We staan voor de pier die we vanuit onze hotelkamer kunnen zien. Dat hadden we best kunnen lopen, zelfs in mijn huidige staat. Maar ja, we zijn nu met het busje ter plaatse gekomen. Na wat onduidelijk gedoe met kaartjes die we moeten kopen maar die we al hebben betaald aan de hotelmevrouw krijgen we een sticker op ons shirt en mogen we aan boord van een oude longtailboot die aan de kade ligt te dansen op de golven van de Tara.
Het is ongeveer veertig minuten varen naar Railay. De bootsman zet een gezellig muziekje op. Voor mij hoeft dat niet. Maar zodra we het zeegat uit zijn en hij de oude motor een tandje hoger zet, hoor je er niets meer van. De bootsman, die er vlak naast zit en dit waarschijnlijk dagelijks doet, moet vast stokdoof zijn.
De aanblik van de kliffen van Railay slaat ons met stomheid. We hebben er wel foto’s van gezien, maar die doen er absoluut geen recht aan. Hoog verheffen ze zich boven de azuurblauwe zee. Ze zitten vol grotten, die omkranst zijn met lange, sierlijke stalactieten, als talloze ingangen naar een ondergrondse sprookjeswereld. Witte reigers vliegen laag over het water. Je hebt gewoon niet genoeg ogen om het allemaal in je op te nemen. We meren aan bij een pier die zeker honderd meter het water in steekt. Hij is gemaakt van blauwe plastic drijvers, die als een legpuzzel in elkaar passen. Hé, dat is nog eens een goede manier om je plastic te recyclen. Het geheel deint op het ritme van de golven heen en weer. Als je erover loopt, is het net alsof je op het water zelf loopt. Meer landinwaarts, waar het modderig wordt, krioelt het van de krabben. Het zijn van die zwaaibeestjes, met een grote schaar aan één kant. Er zijn er zo veel dat je niet op het zand zou kunnen lopen zonder ze te pletten. Maar als je dichterbij komt, schieten ze razendsnel een gat in het zand in. Ik zou ze wel uren kunnen bestuderen. Er valt hier zo veel te zien en we hebben alleen vandaag om dit alles te omarmen.
Al een paar minuten nadat we het pad zijn ingeslagen naar het strand dat we willen gaan verkennen, stuiten we op een bordje dat vermeldt dat het maar driehonderd meter is naar een grot. Grotten heb je nooit genoeg gezien, dus we gaan eens kijken. Al voordat we er zijn, treffen we in de rotswand een andere grot aan die ook het verkennen waard is. De Railayanen hebben niet de moeite genomen deze grot een naam te geven of er een loketje bij te zetten. Ze hebben er zo veel dat ze alleen de bijzonder mooie exemplaren bestempelen als bezienswaardigheid. Maar deze mag er ook wezen. Hoog oprijzende druipsteenformaties en imposante stalactieten, die aan een griezelig dunne basis van de rotswand naar beneden hangen, vormen de ingang, als een poort. Het is bijna eng om eronder te staan. Je zult zoiets toch op je tater krijgen. Als we alles bewonderd hebben, lopen we door naar de grot die wel bewegwijzerd is. Hier staat wel een loketje waar je een kaartje moet kopen. Dat vinden we niet erg. Deze grot wordt bewoond door vleermuizen en bezoekers wordt vriendelijk verzocht hen met het benodigde respect te behandelen. Dat zullen we zeker doen. Het zou niet in me opkomen hun leefruimte, waarin ik slechts te gast ben, te beschadigen of verstoren. Er is een rondgaand pad in de grot aangelegd met hier en daar een schijnwerper op een strategisch punt. Langs een van de wanden hangen kalkstenen gordijnen die zo dun zijn, dat het licht er doorheen schijnt. De plooien hangen in rijen naast elkaar, bijna als een natuurlijk orgel. Als muzikant kan ik het natuurlijk niet laten om te testen welke tonen eruit komen als ik er voorzichtig op klop. Al snel heb ik de tonen gevonden en laat ik het ritmische intro van het bekende ‘Africa’ van Toto door de grot klinken. Wauw!

Advertentie

Geplaatst op 12 februari 2020, in Reisverhalen en getagd als , . Markeer de permalink als favoriet. Reacties uitgeschakeld voor JUNGLE BELLS.

Reacties zijn gesloten.

%d bloggers liken dit: