Hanny van Hoeijen (1948) is schrijfster, kokkin en met haar man Jos eigenaar van Camping Lallé. In haar jonge jaren schreef ze voornamelijk gedichten en later kinderverhaaltjes. In 1990 emigreerde ze naar Frankrijk om een camping en restaurant te beginnen. Daardoor stond het schrijven op een laag pitje. Deze passie heeft ze de afgelopen jaren weer opgepakt en met ‘Uit het niets’ maakt ze haar debuut. Hanny schrijft ook kinderverhalen. Onlangs heeft ze het prentenboek “De legende van Lallé” geschreven, vooral bedoeld voor de jeugdige campinggasten in Lallé.
De laatste der Mohi…kippen
In het decor van een plattelandscamping past wel een kleine veestapel. We zullen beginnen met een paar kakelende kippen om de landelijke sfeer te creëren. Waar kunnen we die beter uitzoeken dan op de grote boerenmarkt in Brive, een middelgrote stad met een gezellige winkelboulevard, een oude kathedraal middenin het historische centrum en twee dagen per week een markt. Het grote plein staat tjokvol kleurige kraampjes. Het ruikt naar verse broden, kip aan het spit en bij de kaasboer prikkelen de doordringende geuren van geitenkaas en blauwschimmel uit de Auvergne onze neusgaten. In de markthal is elke centimeter gevuld met kooien, dozen en kratten met kleine dieren, die luidkeels protesteren tegen hun meestal veel te kleine behuizing. Het oorverdovende geluid van kakelen, blaten, kwaken, knorren en hinniken doet denken aan een orkest waarvan de leden ieder een ander deuntje spelen. Het zware ronde dak trilt tussen de houten spanten.
We banen ons een weg door de chaos van druk gebarende boeren en marktkooplui, die op hun eigen manier zaken doen met elkaar. Om de beurt schreeuwen ze bedragen, waarbij ze elkaar tegelijkertijd fors op de binnenkant van de handen meppen. Bij alle kraampjes liggen stukken stokbrood met hompen kaas en worst tussen flessen wijn en thermoskannen koffie. Als een aankoop goed afgesloten is, gaan direct twee glazen wijn de lucht in en wordt er geklonken op de goede afloop. Het valt ons op dat geen enkele koop afgesloten wordt met de prijs die op het kaartje staat. Daarna worden de kippen, eenden, duiven, geiten en zelfs kleine pony’s afgevoerd naar de vaak gammele vervoermiddelen, die roestig blinkend in de zon de wacht houden.
We hebben al snel een paar vrolijk gekleurde kipjes op het oog. Uit beleefdheid en omdat we de taal nog niet voldoende beheersen, durven we niet af te dingen en geven de prijs die gevraagd wordt. Ons vee krijgt een veel te kleine doos als reiskoffer. De kakelende kopjes worden hardhandig naar beneden geduwd en terwijl de veren in de rondte vliegen en aan onze truien blijven hangen, vouwt de kordate boerin de deksel stevig dicht en drukt de levende have in onze handen. We hebben het sterke vermoeden dat we veel te veel betaald hebben. Zo snel we kunnen, rijden we naar huis om de arme dieren uit hun ongemakkelijk positie te bevrijden.
Van het grote weiland naast het kampeerveld hebben we een flink stuk met paaltjes en gaas afgezet. Het kleine grut voelt zich binnen de kortste keren helemaal thuis. Vertederd kijken we toe hoe ze elk stukje van het terrein verkennen en ruzie maken om de vette regenwormen. Kleine kipjes worden snel groot en we hebben er niet aan gedacht dat kippen ook, zij het minder goed dan vogels, kunnen en willen vliegen. Het gebeurt regelmatig dat de buurman ons boos belt als de kippen hun vertrouwde leefruimte verruilen voor zijn groentetuin met heerlijke malse slakropjes. De vliegpennen moeten worden geknipt volgens onze buurvrouw, de koeienhoedster. We hebben geen enkel idee waar die zitten en ook al hadden we dat wel gehad, dan nog zou niemand van ons het aandurven om ze te knippen.
We kijken het nog een poosje aan, verhogen het gaas, maar er komt geen verbetering. De kippen hebben het duidelijk op de sla van de buurman gemunt en ze hebben nog een andere interesse. Bij de buurvrouw van de koeien scharrelen ook kippen… en een haan. Om praktische redenen hebben wij geen haan aangeschaft. Wat zouden we moeten beginnen met alle kuikentjes die dan automatisch komen? Onze kippen denken daar anders over, de natuur moet haar beloop hebben. Ze nemen ’s nachts de benen om de verleidelijke Don Juan een bezoek te brengen en marcheren op de terugweg hongerig van het liefdesspel door de groentetuin van de buurman. Langzaam maar zeker verliezen we onze goede naam bij de andere bewoners van Lallé. In het begin vinden de campinggasten de loslopende kippen geweldig, vooral de kinderen hebben er geen bezwaar tegen als een van hen een eitje laat vallen op hun luchtbed. Sommige kampeerders worden verrast met een slapende kip achter het stuur als hij de deur van de auto per ongeluk niet dicht gedaan heeft. Ze nemen het voor lief dat er zo nu en dan wat eten ‘gepikt’ wordt en dat aan de zolen van hun slippers weleens iets blijft kleven.
Even lijkt alles goed te gaan in onze hof van Eden, maar als we op een zonnige middag een kip voorbij zien fladderen met een grote cornetto in haar snavel, gevolgd door een hevig snikkend kind, is de maat vol. De opdringerige dames moeten nu echt in hun eigen leefruimte blijven. Nog eens verhogen de mannen het gaas, deze keer een flink stuk. Hier kan geen kip meer tegenop, de rust keert weer. Onze triomfantelijke gevoelens van overwinning duren maar kort. Op een mistige ochtend na een nacht van heftige onweersbuien vinden we een leeggeplunderd weiland. Hier en daar ligt alleen nog een bosje met bloed besmeurde veren. Ook onze buurvrouw mist enkele dieren. Volgens haar hebben de marter en de vos gezamenlijk van het slechte weer geprofiteerd om hun slag te slaan. In de afrastering zitten grote gaten en om het weiland heen vinden we verstopt onder de struiken de resten van wat eens onze vrolijk kakelende veestapel was. De enige die na enkele uren, sprankelend van gezondheid en luid tokkend, uit de bosjes tevoorschijn trippelt is de dikste van het stel, onze Minette.
Van blijdschap geven we haar de volledige vrijheid. Met veel flair schrijdt ze elke dag als een vorstin naar de haan, die nu veel minder te doen heeft en alle aandacht aan haar besteedt. IJverig bezoekt ze de gasten op het veld, laat zich verwennen met etensresten en nestelt zich als een ware diva in een stoel onder de parasol of ligt voldaan tokkend op de bank in ons huis. Als ze zo doorgaat wordt ze zeker de oudste kip van de Corrèze, tenminste als ze goed uitkijkt bij het oversteken van de landweg op weg naar haar ‘Don Juhaan’. Vaak horen we piepende remmen, maar meestal gaat het goed. Tot die ene dag. De buurvrouw van de koeien klopt met een vrolijk gezicht op de deur.
‘De auto kon niet meer remmen’, lacht ze. Ze steekt haar arm in de lucht en daar bungelt onze Minette. ‘Dat wordt een lekker soepje vanavond’.
Met een smak smijt ze onze geliefde huiskip op de tafel. Minette wordt niet opgegeten. Jankend begraven we haar onder de grote beukenboom.